Fragment 1 uit Haaieneiland

Roemer (14) is samen met vier volwassen matrozen weggelopen op een tropisch eiland. De matrozen verkennen de omgeving en Roemer bewaakt de voorraden. Hij wordt gestoken door zandvlooien. Ineens duikt een meisje op.

Roemer greep het geladen geweer dat naast hem lag. Kwartiermeester Jansse had hem opdracht gegeven de gestolen spullen te bewaken terwijl de mannen de omgeving verkenden. "Als er zo"n bruine komt, meteen schieten!" had Baltus Jansse bevolen

Het enige dat het meisje aanhad was een kort rokje. Achter haar rechteroor stak een witte bloem. Roemer liet het geweer zakken. Hij slikte en kreeg een kleur als vuur. Hij had nog nooit een meisje bloot gezien.

In haar brede gezicht schitterden grote, donkere ogen, haar zwarte haar was op haar rug opgebonden. Haar goudbruine huid glansde en was versierd met dunne blauwe lijntjes en figuren. Naar haar kleine borsten durfde hij niet te kijken.

Het meisje zei iets onverstaanbaars. In haar hand lag een opengesneden noot — wilde ze dat hij die opat?

Verlegen legde Roemer het geweer terug op de kist. Toen stond hij op en nam de noot aan. Er druppelde vocht uit, erg smakelijk zag de noot er niet uit. Aarzelend bracht hij hem naar zijn mond.

"Aita," zei het meisje scherp. Ze schudde haar hoofd en wees naar beneden, naar zijn blote benen.

Roemer begreep haar niet. Hij had het gevoel dat hij voor schut stond met zijn opgerolde broekspijpen. Met zijn vrije hand probeerde hij ze naar beneden te rollen, maar ze hield hem tegen. Het meisje pakte een van de noothelften uit zijn hand, knielde naast hem neer en drukte het vochtige deel tegen een grote, rode bult op zijn bovenbeen.

Roemer voelde een rilling over zijn rug gaan. Hij hield zijn adem in en zijn gezicht werd nog roder. Hij snapte nu wel dat het haar bedoeling was om de jeuk en de pijn weg te nemen, maar hij was veel te zenuwachtig om te merken of het hielp.

Voorzichtig wreef het meisje met de noot over zijn been. Met open mond keek Roemer naar haar gladde, bruine rug. Hij zag de versieringen, de blauwe lijntjes op haar armen en schouders, hij zag de botjes van haar ruggengraat, haar dunne ribben, hij wilde die mooie rug aanraken — maar dat durfde hij niet, in geen honderd jaar!

Gekraak van takken. Voetstappen. Het meisje verstijfde.

"Nou, jij bent lekker bezig. Kon je niet even op ons wachten?"

De stem van Baltus Jansse.

Sterretje

In een halve kring stonden de grote mannen om het meisje heen. Achter haar stonden de kisten en andere gestolen spullen opgestapeld; ze kon geen kant op. De gezichten van de mannen waren nat en bezweet. Ze bekeken het meisje alsof ze een jong veulen was dat ze net op de veemarkt hadden gekocht.

Ze hadden geen enkele aandacht meer voor Roemer, die hulpeloos toekeek. Baltus Jansse had hem ruw opzij geduwd. "Weg jij, snotpork."

"Mooi meidje," zei de matroos met het kale hoofd, de vechtersbaas.

"Ze is voor mij," zei Baltus Jansse met zijn hese stem.

"Hé, alles delen hè?" zei de vechtersbaas. "Ook de meisjes. Ieder op zijn beurt."

Hij stak zijn hand naar haar uit. Het meisje deed twee stappen terug, tot ze met haar hielen tegen een ruwhouten kist stond. Ze keek bang, opgejaagd.

"Afblijven!" beet Baltus Jansse de matroos toe.

"Ho even," zei de matroos. "Jij bent hier de baas niet. Dit is geen schip."

"Dat meisje is van mij," zei Baltus Jansse.

"Nee!" zei Roemer schor.

De mannen schonken geen aandacht aan hem.

"Nee!" zei Roemer weer, nu harder. "Blijf van haar af."

Baltus Jansse draaide zich om. "O, ben jij er nog. Maak je niet druk. Zo"n meidje is niks voor jou. Die heeft een echte kerel nodig."

Roemer schudde zijn hoofd. "Niet doen. Alsjeblieft." Zijn stem trilde.

"Ga maar even naar het strand, jongen," zei de kwartiermeester. "Lekker uitwaaien. Maar doe eerst je broekspijpen naar beneden, want als die bruinen je zo zien lachen ze zich dood."

Roemer bleef staan. Hij voelde zijn knieën knikken. "Nee," zei hij.

"Hoepel op," zei de matroos met het kale hoofd.

"Het is beter dat je gaat, jongen," zei Swart Jan. "Hier ben je te jong voor."

De hoestende matroos draaide zich om en liep weg. "Hier doe ik niet aan mee," zei hij.

"Ik wil dit niet," zei Roemer. "Laat haar gaan."

"Jij hebt niks te willen. Wegwezen!" De hese stem van Baltus Jansse klonk ongeduldig.

Roemer schudde zijn hoofd. Zijn hart bonkte in zijn keel.

De kwartiermeester haalde zijn schouders op. Hij deed een stap naar voren en greep de arm van het meisje. "Kom maar mee, liefje," zei hij.

"Laat wat over voor mij, hè," zei de matroos met het kale hoofd.

Kwartiermeester Jansse negeerde hem. Hij trok het tegenstribbelende meisje naar zich toe.

"Stop!" zei Roemer. "Of ik schiet." Hij graaide het geweer van de kist en richtte op het hoofd van de kwartiermeester.

Roemer beefde zo hard dat hij het geweer niet recht kon houden. "Ik schiet echt," zei hij met overslaande stem. "Laat haar los."

"Niet doen, Roemer," zei Swart Jan, die voorzichtigheidshalve toch maar een paar stappen achteruit deed.

"Die knul heeft lef," zei de matroos met het kale hoofd.

"Leg dat geweer neer!" commandeerde Baltus Jansse. "Ben je gek geworden, kleine drol!" Zijn varkensoogjes bliksemden.

 

Lees verder in het boek!

 

  *  

Lees nog een fragment Heb je het tweede fragment al gelezen?